Verslag 5: Weinig ‘sailing Avalon’ veel ‘staying Avalon’
Half februari beslissen we om voorlopig op Gran Canaria te blijven. Het plan was om in maart en april naar de westelijke eilanden La Gomera, La Palma en El Hierro te varen maar dat stellen we even uit. Er zijn nog te veel onderhoudsklussen waaronder het laten maken van een vaste buiskap.
Las Palmas is een prima plek om onderhoud aan een boot te doen. Er zijn goed geoutilleerde winkels, kundige monteurs en het is een heerlijke stad om te verblijven. Het voelt goed om deze keuze te maken, geen gehaast, wel tijd voor klussen, checken of alles werkt, aanschaf reserveonderdelen, begeleiding bouw buiskap en af een toe een dagje ‘vrij’ om het eiland te bekijken.
Materiaal op La Gomera
Maar er is wel een probleempje: Toen we vorig jaar op La Gomera waren hebben we daar een hoop spullen, waaronder een windvaan stuurinrichting, achtergelaten en in bewaring gegeven bij ene Angèl, havenmedewerker aldaar. Het lukt ons niet om met hem in contact te komen. Judith vraagt haar lerares Spaans om hem te bellen en te vragen om de spullen op te sturen. Ondanks zeker tien telefoontjes in een periode van vijf weken heeft deze ‘engel’ nog niet gereageerd. Wordt vervolgd, hopelijk met happy end..
Waarom zoveel klussen?
Veel vrienden en familie vragen ons: “Waarom zoveel reparatie en onderhoud? Is Avalon wel een goed schip?” Ja zeker, onze Koopmans 45 is een goed, sterk en mooi schip, maar wel meer dan 20 jaar oud. En dan zijn de zeilen, de verstaging en veel (elektrische) onderdelen verouderd en aan vervanging toe. We kiezen er voor om dat nu te doen en hopelijk voorkomen we daarmee dat we in de toekomst op een afgelegen plek, zonder de juiste materialen veel vertraging oplopen. En we willen onszelf verwennen met mooie, nieuwe moderne navigatie-instrumenten. Zoals je een oude computer die het nog wel doet, wegdoet, om een glimmende snelle nieuwe te kopen.
Bezoek aan dorpje Teror
Maar we doen meer dan alleen klussen. Regelmatig trekken we per bus of huurauto het binnenland in. Gran Canaria is echt prachtig! Onze tochten leiden naar hoge bergen met kale rotsachtige toppen, door steile valleien met af en toe een leuk dorpje en bieden uitzicht op groene bananenplantages, gele bloemenvelden, bloeiende amandelbomen, brem en paarse bougainville.
Zo ging één van onze trips per bus naar het bergdopje Teror. Er is daar een zondagsmarkt met lokale producten en een zondagsmis die we op gepaste afstand aanschouwen. We kopen broodjes, kaas, worst en koekjes en starten een gemarkeerde wandeling naar Sante Brígida. Via steile paadjes dalen we af in een vallei, springen we over een waterstroompje en klimmen weer omhoog. Na 4 valleien, prachtige uitzichten, 3 kleine regenbuitjes en 3,5 uur later komen we aan op onze bestemming. Na een rondje door dit dorp pakken we de bus terug. Perfecte busverbindingen op dit eiland, in de bus betalen met je creditcard, zo makkelijk.
Verdwaald
Een week later verloopt het geheel anders. We nemen weer de bus (klein uurtje over een kustweg) naar Agaete, een dorp aan de noordwestkust en vragen een taxi ons naar de start van de wandeling het binnenland in te brengen. Een goed gemarkeerd pad leidt ons langs de helling naar het einde van de vallei, daar gaat het steil omhoog tot een pas waarna we afdalen naar een klein gehucht. We realiseren ons niet dat we daarmee in een geheel ander deel van het eiland komen, waar nauwelijks verbindingen zijn. Hoewel Judith goede vorderingen maakt in de beheersing van de Spaanse taal, lukt het ons niet om van de dorpsbewoners te weten te komen hoe je hier weer weg komt. We dwalen wat rond, besluiten naar een 5 km verder gelegen dorp te lopen en daar blijkt eigenlijk niets te zijn. “Taxi.. taxi?”, vragen we stamelend aan twee oude mannetjes die tevreden een sigaretje zitten te roken. Uit hun reactie kunnen we weinig opmaken maar ze wijzen naar een kerktorentje. Maar het kerkplein blijkt uitgestorven, geen pastoor, geen mens, geen internet en geen vervoer. Het valt ons nu op dat de zon met tropische snelheid daalt en al bijna verdwenen is achter de westelijke bergkam van deze Godverlaten plek.
Dan geschiet een wonder. Zonder dat we mevrouw Google of een ander opperwezen daarom gevraagd hebben, verschijnt uit het niets een taxibusje! Hij rijdt langzaam voorbij, maar Judith weet hem in te halen en tot stilstaan te dwingen. We zijn voorlopig gered. De chauffeur zet ons af in Artenara waarvandaan over 2 (!) uur een bus naar Las Palmas zal vertrekken. Gelukkig is er een restaurantje waar we in de laatste zonnestralen voedzame Canarisch aardappels met rode saus eten. De busrit zelf duurt daarna ook 2 uur en we komen verkleumd aan in Las Palmas, omdat vanwege corona alle ramen open staan en wij niet gekleed zijn op deze nachtelijke vertraging. Tegen middernacht stappen weer aan boord van onze drijvende camper. Al met al een leuk avontuur, maar volgende keer huren we een auto.
Met een cabrio naar de bergen.
Via via horen we dat je voor weinig bij Duitser Rene een auto kunt ‘lenen’. Rene is een ‘deugende Duitser’, zo zou een niet bij naam te noemen vriend het zeggen. Hij regelt gasflessen, heeft een wasmachine op het dek van een bevriende booteigenaar (onze buurman), kan je doorverwijzen naar de juiste klusjesman en, zoals gezegd, verhuurt auto’s. Hij heeft keuze uit drie en wij kiezen een 20 jaar oude roestige cabrio. Het mechaniek om het dak te openen werkt nog goed en we rijden 5 kwartier heerlijk door de bergen naar Tejeda. Het is Valentijnsdag en we zien lange rijen wachtenden voor enkele ‘beroemde’ banketbakkerijen staan. Dat is vanwege de lokale traditie om je geliefde te verwennen met speciale amandelgebakjes. We wandelen een paar uur en rijden door naar een ander hoogtepunt; Roque Bentayga, 1404 meter hoog. Hier is het heerlijk rustig, we klimmen omhoog tot een klein plateau net onder de top. Het uitzicht is echt geweldig! We zien de kust, kijken over een wolkenband en zien op 100 (!) km. afstand de top van Tenerife; de Teide. Een uitlegbord vertelt ons dat dit een rituele plek is waar de oorspronkelijke bewoners, de Guanches met hun goden en voorvaderen in contact waren. Het uit de rots uitgehakte offeraltaar is nog volledig intact evenals de stenen putjes en goten waar het bloed van het offerdier doorheen stroomde. We laten deze bijzondere plek op ons inwerken en nemen een prachtige route terug naar las Palmas genietend van onze cabrio.
Spinnakeren op onze oude boot.
Onze vorige zeilboot, een Dufour 4800, 35 voet, ligt hier in de ankerbaai. We hebben regelmatig contact met de nieuwe Franse eigenaar Manu en hij vertelt dat hij meer ervaring op wil doen met spinnakeren en varen met een uitgeboomde fok. Met veel plezier gaan we een dagje met hem mee. Er is weinig veranderd en varen op onze oude ‘Swell’ voelt erg vertrouwt. We motoren de zee op en Geert en ik stellen de schipper voor om de zeilen te hijsen. Zonder veel woorden en op de ‘automatische piloot’ doen we ons ding, alles is zo bekend. We laten Manu wat trucjes zien voor het zetten van de spinnakerboom en het gecontroleerd uitrollen van het voorzeil. Het varen met de spinnaker gaat wat stroef omdat Manu enkele van de bijzondere lijntjes die je daar voor nodig hebt heeft weggehaald. Manu zegt nadien: “Dat gedoe met die spinnaker ga ik niet doen, ik heb nooit haast, dus waarom zou ik.” Geen speld tussen te krijgen.
Visrestaurantjes
We durven het haast niet te zeggen, maar hier zijn de meeste restaurants, ondanks corona, gewoon open. Regelmatig gaan we in het weekend op onze vouwfietsjes langs de boulevard 8 km. naar het zuiden, naar een eenvoudig, beetje verwaarloosd vissersdorpje San Cristobal. Het ligt ingeklemd tussen een strand van grove stenen en de snelweg naar het zuiden; je moet het weten te vinden. Maar de visrestaurants zijn goed en aan ons tafeltje tussen de Palmarezen eten we heerlijke inktvis, gamba’s, sardines en salades.
Op 8 april is het eindelijk zover; we verlaten de haven van las Palmas richting het westen en zijn we weer 'sailing Avalon'. Wordt vervolgd.