Verslag 23: De Caribische eilanden van Tobago naar Martinique
Snel naar Tobago
"Als we met deze snelheid doorvaren zijn we er veel te vroeg, rol de kluiver nog maar verder in". We zijn onderweg van Suriname naar Tobago, hebben de wind en 2 tot 3 knopen stroom mee en doen dag-afstanden van bijna 200 mijl. De afstand van 456 mijl tikt snel onder ons weg. Judith vangt een kleine amberjack en trakteert Geert op zijn verjaardag met zelfgebakken bananencake met chocola en walnoten. Dankzij het "afremmen" zijn we in de vroege ochtend van 15 januari in het stadje Scarborough, hoofdstad van Tobago, dat onderdeel is van het land ‘Trinidad and Tobago’.
Strand en palmen
Het land is, mede door de oliewinning bij Trinidad, redelijk welvarend, maar Tobago is het armst van de twee eilanden. We trekken op met een paar andere zeilers, maar er is relatief weinig zeiltoerisme. Het eiland ligt te ver weg van Martinique en omgeving, waar de grote verhuurbedrijven zijn. Daardoor hebben we het regenwoud en de spectaculaire watervallen vrijwel voor ons zelf. Samen met onze vrienden Gerco en Annemiek huren we een auto, bekijken we een deel van het eiland en maken we een paar mooie wandelingen. We zijn vooral onder de indruk van het immens hoge ‘kathedraalbamboe’. We ankeren in een drietal baaien aan de westzijde van het eiland. We worden steeds handiger om met de kano aan land te gaan, maar Gerco en Annemiek ervaren aan den lijve dat dat soms best lastig is; hun bijboot slaat om en ze halen een nat pak. De baaien lijken exact op de foto’s die je in vakantiefolders ziet: zonovergoten witte stranden van een paar meter breed met daarachter een rij gebogen en wuivende kokospalmbomen waarvan de vruchten op het strand liggen.
Glibberig regenwoud
Fregatvogels zweven superieur hoog in de lucht en vallen af en toe naar beneden om een vis te pakken. Pelikanen plonsen frequent, en overigens erg onelegant, in het water om een paar visjes in hun snavelzak op te scheppen. Onder de palmen en in de bossen zien we kolibries en andere voor ons onbekende soorten. Er zijn hier minder verschillende vogels dan in Gambia en Suriname, maar per soort zijn er erg veel. En ze zijn niet schuw. Tijdens een wandeling ervaart Geert dat het in het regenwoud behoorlijk nat en glibberig kan zijn. Zijn linker voet glijdt naar rechts en hij valt zijdelings in een dikke laag modder. Gelukkig blijft de schade beperkt tot vieze kleren en een gekrenkt ego.
Reggae, bier en Marihuana
De laatste baai van Tobago die we bezoeken is ‘Pirates Bay’ waar we in het dorpje Charlotteville uitklaren. Het valt ons (weer) op dat er veel mannen werkloos op een bankje zitten. Al vroeg in de ochtend genieten ze van reggae-muziek, marihuana en bier. De lokale supermarkten hebben vooral snoep, junkfood en andere ongezonde zaken, maar bij een kraampje aan het strand weten we een voorraad vers fruit en groente te scoren. Op 25 januari verlaten we Tobago en varen naar het noorden.
Koraal en superjachten
In dagtochten zeilen we naar achtereenvolgens Carriacou, The Grenadines (Union Island, Mayreau, Canouan, Tobago Cays en Bequia) horende bij St. Vincent en St. Lucia. De meeste eilanden zijn minder groot dan Tobago en hebben geen (regen-)woud. Wat ze wel hebben zijn baaien en super mooie ankerplekken. Vaak beschut achter een rif van koraal. Het aantal jachten neemt snel toe en we vergapen ons aan enkele zeer grote superjachten uit de top tien van de wereld. Ook zien we de ‘Stad Amsterdam’; een replica van een VOC schip dat nu als luxe zeilcruise schip in gebruik is: wat een plaatje.
We gaan vaak snorkelen en verwonderen ons over de wereld onder water: scholen gekleurde vissen, af en toe een barracuda en koraal in de meest wonderlijke vormen. Helaas is veel koraal verbleekt en grijs, wat door de opwarming van het zeewater schijnt te komen.
We trekken veel op met Barbara, Kim en hun twee kinderen Oscar en Layla. We bieden ze aan om een avondje op de kinderen te passen, waar we allemaal erg van genieten: Barbara en Kim gaan lekker uit eten, de kinderen krijgen pannenkoeken en wij oefenen het grootouderschap.
Arm en rijk
Naarmate we noordelijker komen nemen de levensstandaard, de luxe, het aantal gehuurde catamarans en het cruise schip-toerisme toe. Vooral de Admiralty Bay in Bequia is in dat opzicht opvallend aangenaam. Deze baai is beschut, erg geschikt om te ankeren en er liggen dan ook wel honderd schepen. Het eiland heeft grote en luxe resorts en hotels en er is een ruime keus aan goede restaurants, cafés en wasserettes. Het is een welvarend stadje en je ziet dat de lokale bevolking al decennia goed aan het toerisme verdient.
Als we een paar dagen later op Sint Vincent door een arme visser uitgenodigd worden om zijn tuintje en hut te bekijken, is het contrast weer erg groot. Hij stelt zich voor als Boyboy en vertelt dat hij een klein bootje heeft dat met glasmatten en polyester gerepareerd moet worden. Wij kunnen hem niet aan dit soort materiaal helpen en geven hem als alternatief wat geld. Als blijk van dank nodigt hij ons uit om zijn woonplek te bekijken en we zijn diep onder de indruk van de vervallen, vuile en armoedige plek waar hij moet leven. Hij geeft ons zijn postadres en telefoonnummer en we nemen ons voor om iets voor hem te gaan doen.
Twee dagen later zijn we op Martinique dat oogt als een rijke Franse provincie. We meren Avalon af in een prima jachthaven en nemen op 19 februari het vliegtuig naar Parijs als tussenstop voor Amsterdam. Op naar familie en vrienden in Nederland voor 2,5 week.