Verslag 37: Tonga

177 Eilanden van Tonga

Vroeg in de ochtend van 26 september zien we de eerste contouren van Tonga. Het koninkrijk Tonga bestaat uit 177 kleine en grote eilanden, die grofweg in drie groepen te verdelen zijn: noord, midden en zuid. We beginnen in het noorden om later ca. 200 mijl of 360 km af te zakken naar het zuiden.

Het zijn allemaal koraaleilanden. De grotere zijn enkele tientallen meters hoog en hebben steile rotsachtige oevers, soms met diepe mysterieuze grotten, waarvan we er enkele met de kajak en snorkelend bezoeken. Onze route naar het eiland Vava‘u slalomt heen en weer tot we het hoofddorp Neiafu bereiken. Het is hier duidelijk armer en minder ontwikkeld dan op de Cookeilanden. Om officieel in te klaren moeten we tijdelijk aan een kade afmeren, maar vanwege een wrak en een ondiepte is deze moeilijk bereikbaar. We meren ‘zij aan zij’ af naast een paar bevriende jachten en even later komen de diverse ‘officials’ aan boord: Douane, Gezondheid en Biosecurity. Na het inklaren zoeken we een ankerplekje tussen de tientallen andere jachten. Tonga is een verzamelplaats van cruisers die zich voorbereiden op ‘de grote en lastige’ oversteek naar Nieuw Zeeland. Waarover later meer..

 

Kleurrijk en slaperig

De versmarkt van Neiafu is kleurrijk. Het doet ons een beetje aan Afrika denken, maar veel minder druk. Vrouwen bieden hier hun lokaal verbouwde groenten en fruit aan. Tonganen eten graag (zoete) aardappels en wortels van yam, taro en cassave. Omdat wij niet weten hoe we daar iets smakelijks van kunnen maken, ‘beperken’ we ons tot papaya, tomaat, peen, komkommer, heerlijk zoete ananas, piepkleine geurige paprika en sla. Later kopen we ook nog grote watermeloenen.

Op straat zien we groepen schoolkinderen. Ze dragen schooluniformen: zowel de jongens als meiden hebben lange blauwe rokken en witte blouses. Ook volwassen mannen zijn gekleed in lange rokken met een gevlochten palmbladeren rokje eroverheen. Traditionele vrouwen dragen een overrok van hibiscusbladeren.

Het dorpje heeft opvallend veel Chinese supermarktjes, waarvan de eigenaren nauwelijks Engels spreken. Hoewel het de officiële tweede taal is, spreken ook de lokale Tonganen zeer slecht Engels. Het onderwijs schijnt hier van erg laag niveau te zijn. Jonge mensen die desondanks toch iets geleerd hebben, vertrekken naar Nieuw Zeeland, Australië of Amerika. Het is triest om te zien dat vrijwel alle bedrijfjes zoals restaurants, barretjes en duik- en snorkelshops eigendom zijn van westerlingen of Chinezen. De Tonganen doen wat uitvoerend werk en liggen vooral veel te slapen.

 

Ons geduld wordt beloond

Ingespannen turen we de horizon af. Gids Jojo staat hoog op de brug en roept naar beneden: “There is something very special for you in the water, keep a sharp lookout”. Eerlijk gezegd zijn we een beetje moe. Samen met onze vrienden Bram en Jessica en twee ons onbekende Duitsers stuiven we al bijna 7 uur over het water. Een paar keer zijn we Jojo met snorkel en flippers achterna gesprongen. Twee keer zagen we een glimp van een walvis en één keer hoorden we het gezang van een mannetjes exemplaar. Mysterieus en mooi, maar we hebben ze niet echt goed gezien. De Duitse toeristen hebben het zwaar. Ze zijn behoorlijk zeeziek en hebben niets meer in hun maag. Maar ze klagen niet. Wij zijn het zelf die voorzichtig tegen elkaar uitspreken om Jojo te vragen terug te varen. Maar nee. “Be ready, there is something very special”, houdt hij ons wederom voor.

En dan gaat het los. “Go, go, go”, we weten niet hoe snel we achter hem aan moeten springen. De golven zijn hoog. We zitten immers een flink stuk op de oceaan. Direct als ik mijn hoofd onder water steek zie ik twee bultruggen. Eén heel grote, het mannetje en het iets kleiner vrouwtje. Judith is zo slim geweest om onze GoPro aan Jojo te geven en die ligt, samen met Jessica en Bram recht voor de immens grote dieren. Judith en ik liggen iets meer aan de zijkant. En dan zien we het: De moeder heeft een jong, een kalf. En het kalf is wit! Het is een albino. Moeder ligt stil en het mannetje kijkt vanaf een afstand toe hoe het witte kalf rustig naar de oppervlakte drijft om adem te halen om daarna onder de moeder te zwemmen om te drinken. Dit patroon herhaalt zich een paar keer terwijl wij, bijna ademloos, door onze duikmaskers toekijken. Na een minuut of 5 zet het drietal zich langzaam en moeiteloos in beweging. Het mannetje, later leren we dat dit niet de vader is maar een zogenaamde ‘escort’, zwemt rakelings langs Bram terwijl hij zijn rechter vin naar hem uitsteekt. Bram had hem bijna aan hand gegeven. Uitgeput en in extase klimmen we weer op de excursieboot. Dit was heel bijzonder. Albino bultruggen komen maar heel zelden voor. We gebruiken de opnames van Bram en Jojo om een heel gaaf videootje te maken. Uiteraard delen we deze met de Duitse gasten. Zo hebben zij toch ook nog walvissen gezien.

 

Vuilnis ruimen in het paradijs

De noordelijke eilanden van Tonga vormen een ideaal gebied voor cruisers. Er zijn tientallen baaien. Ze hebben de meest exotische en dus onuitspreekbare namen. Om het eenvoudig te maken heeft iemand een kaartje gemaakt waarop de ankerplekken genummerd zijn. Weinig romantisch, maar wel makkelijk.

Zo gaan we naar Vaka’eitu, nummer 16, waar Dorthy met haar man, schoonouders en twee kinderen woont. Iedere zaterdag kookt ze voor de zeilers. Het eten is heerlijk, we proeven wel tien verschillende gerechten. Het oudste zoontje is drie jaar oud en doet ons natuurlijk denken aan onze kleinzoon Boris. Judith gaat even met de kajak op en neer en komt terug met de strandspeeltjes die Boris nu bijna een jaar geleden in Panama kreeg. Vanaf nu zijn ze voor Daniel.

 

Een paar dagen later liggen we dichtbij de ‘Swallows Cave’ of de Zwaluwengrot, ook wel bekend als nummer 7. De grot heeft de sfeer van een kathedraal. In de namiddag schijnt het zonlicht via de witte koraalbodem naar binnen en verlicht het hoge gewelf dat zeker 10 meter boven ons uittorent. Weer een paar dagen later zijn we bij een strandje waar Judith een yogalesje van een Ierse zeilster volgt en organiseren wij een ‘sportmiddag’ voor de vier kinderen van de bemanning van de Topaas.

 

Om beschutting te zoeken voor de harde westenwind van een kleine tropische storm zoeken we samen met andere boten voor een paar dagen beschutting in een oostelijke baai. Het is een paradijselijk plekje maar met veel aangespoeld plastic. Dus doen we een opruimactie en het verzamelde plastic verbranden we op ons kampvuur. We denken dat het schone strand ruimschoots opweegt tegen de zwarte rookpluimen.

 

Vertrek naar het zuiden…. O nee toch nog even niet

“Wij vertrekken morgen.” Zeggen we achteloos als Martin van de Topaas daar naar vraagt. “Stoer hoor, om zo’n eind te gaan varen als de wind tegen gaat staan”. Huh? We controleren de windverwachting nog eens en komen tot het wijze besluit om ons vertrek nog even uit te stellen. De aanstaande verandering hadden we gisteren nog niet gezien. Het weer kan hier snel veranderen.

 

Toch naar het zuiden

We hebben een deadline. Op vrijdagavond 1 november landt vriend Carel op het zuidelijke eiland Tongatapu. Gelukkig is de wind gunstig en de zee rustig. We knippen de 150 mijl in drie dagtochten. De eerste stop is bij het eiland Foa, de middelste groep eilanden, waar we de verjaardagen van Ilke en Marrit vieren. Grote vliegende honden (vleermuizen) scheren boven ons kampvuur en vergapen zich aan de bont gekleurde slingers die we daar hebben opgehangen.

O ja, we moeten, hoewel dit eiland gewoon bij Tonga hoort, toch nog even een stempeltje en een formuliertje halen. Omdat het kantoor van de douane bijzonder goed verstopt is, krijgen we de gelegenheid om een lange wandeling door het stadje Pangai te maken. Hoewel deze eilandengroep de bijnaam ‘Happy Islands’ heeft, maken de mensen niet die indruk. Veel verlaten huizen, veel Chinese winkeltjes en weinig gezelligheid. We gaan snel weer door.

De volgende stop is bij een piepklein eilandje waar we met enige moeite achter een rif kunnen ankeren. Ilke van de Topaas ziet dat er verderop een paar tenten staan. Judith, Ilke en dochter Aniek lopen er naar toe en maken kennis met zes vrouwen en een man die daar zee-egels verzamelen en schoonmaken. Het vlees gaat in plastic bakjes en één keer per week varen ze met bootjes naar de markt om het te verkopen.

Als op vrijdagmiddag, bij het strandje van ‘Big Mama’, het anker valt zijn we mooi op tijd om Carel ’s avonds van het vliegtuig op te wachten. De laatste dagen voor vertrek besteden we aan boodschappen doen in de hoofdstad Nuku'alofa. Diverse (administratieve) voorbereidingen, waaronder het minutieus schoonkrabben van het onderwaterschip. We zijn langzamerhand klaar voor de oversteek (ruim 1000 mijl) naar het noorden van Nieuw Zeeland. Hierover volgende keer meer.

De archipel Tonga

Official in traditionele kleding aan boord bij Bram en Jessica

Schoolmeisjes wachtend op de bus

De markt in Neiafu, op de voorgrond taro

Daniel met zijn strandspeeltjes

We kajakken de Swallows cave uit

De driekoppige bemanning bezoekt Friends café in de hoofdstad Nuku'alofa

Geankerd bij het eilandje van Big Mama