Reisverslag 19: Gambia

We zeilen in een dagtocht van 55 mijl vanaf de Sine-Saloum rivier in Senegal naar Banjul, de hoofdstad van Gambia. Een tocht in de brandende zon tussen  tientallen visserbootjes

(piroques) en honderden vispotten (een vlag met lijn naar kreeftennet op de bodem). Het is goed opletten omdat er soms netten gespannen zijn tussen twee grote piroques. Vaak zitten er wel 15 mannen op één boot die samen de zware netten omhoogtrekken. Alles gaat goed en aan het einde van de dag gooien we het anker in de baai bij Banjul. Ook daar moeten we goed opletten, want er liggen veel wrakken; op de bodem en net boven water. De volgende dag is het zondag en kunnen we niet inklaren. Gelukkig werkt onze agent Mohammed wel en staat klaar op de steiger om ons te helpen aan Gambiaans geld (Dalasis), boodschappen en een datakaartje. Op maandag helpt Mohammed met inklaren. Het haventerrein staat bij hoog water onder water en we gaan hinkstapspringend van het ene naar het andere volle kantoortje. Bij kantoor nr. 1 is de meneer van de stempels niet aanwezig en bij kantoor nummer 3 wordt dit niet geaccepteerd dus moeten we terug. Na 3 uur komen we bij kantoor 4 om te betalen en hier laten ze ons nog eens 40 minuten wachten totdat we een beetje boos worden en dan is het ineens snel klaar. We zijn 'all fit' om de Gambia rivier op te gaan.

Iedere middag lunchen we in de lodge, we kunnen kiezen tussen kip, vis en soms zijn er garnalen, alles met dezelfde yassa-saus (uiensaus). Tijdens het eten is het opletten voor de apen, zij loeren op je blikje fris of de resten van je maaltijd.

De volgende varen we een bochtige kreek in naar de Lamin Lodge. Vriendelijke Karim komt ons in zijn kano al tegemoet en helpt ons aan een goede ankerplek. We nodigen hem uit voor koffie met bananenpannekoek en hij vertelt ons alles over de lodge. Hij vertrekt met een grote zak wasgoed, dit kan zijn zus voor ons wassen. 's Morgens brengt Karim ons vers brood met zijn kano of Sup. Ook helpt hij ons dagelijks met jerrycans water.

Bij hoog water en springtij staat het pad naar de lodge een paar uur onder water. Op blote voeten lopen we verder.

Karim wandelt met ons mee naar Abuko National park waar we een rondleiding krijgen met uitleg over termietenheuvels, de vele soorten vogels en hyena's (in een kooi).

Vanuit de lodge doen we een onvergetelijke mooie vroege 'vogelspot wandeling' met Mamut (een medewerker van de Lamin Lodge). We zien de opgaande zon, de dauw  op de rijstvelden de kleine akkertjes en heel veel verschillende vogels.

We lopen door de gemeenschappelijke groentetuinen waar zoete aardappel, cassave, munt, uien en fruit verbouwd wordt. Alle families van het dorp hebben een stukje grond om te bewerken. Er zijn bronnen met zoet water en de aarde is erg vruchtbaar.

We eindigen bij een honderd jaar oude holle olifantenboom en dan worden we opgehaald met de kano door Karim. Geruisloos kanoën we tussen de mangrove terug naar de lodge.

Na 6 dagen trekken we het anker uit de modder en gaan we verder de Gambia rivier op. Anders dan wij verwachtten is er op de rivier, met uitzondering van de directe omgeving van Banjul, nauwelijks scheepvaart. Gelukkig leven er wel heel veel dolfijnen, ze zwemmen wel 2 uur met ons mee. We ankeren bij Albreda, een dorp met een grote pier. Van hieruit vertrekken enkele boten met toeristen naar Kunta Kinteh- of James eiland. Albreda en het eiland hebben een geschiedenis van slavenhandel. We bezoeken het monument en het museum. 

Helaas profiteert het dorp nauwelijks van de toeristen, het is erg arm. Veel kinderen bedelen om snoep of een voetbal en gaan niet naar school. We worden door de kleine kinderen in alle dorpjes nageroepen als 'Toubab',  wat witmens of 'iemand die van ver komt' betekent. 

De volgende dag ankeren we kort bij Kunta Kinteh eiland (de naam van de hoofdrolspeler in de indrukwekkende film Roots over de slavernij uit de jaren 70) waar een vervallen fort staat.

Dan varen we de Bintang Bolong (=kreek) op en ankeren bij de Bintang Lodge. Een luxere lodge met elektriciteit, vakantiehutjes en schoon toilet. Hier serveren ze koude drankjes, ontbijt, lunch en diner. 

Gids Omar toont ons ook de landbouw rond het dorp. De mannen verbouwen pinda's (tot voor kort een belangrijk exportproduct, tot er een ziekte in het gewas op stak) en de vrouwen werken op een gemeenschappelijk moestuin waar ze watermeloen, papaja's, wortels, uien en heel kleine paprika's verbouwen. Water om te irrigeren wordt op handkracht uit een put omhoog getrokken. Veel vrouwen lopen met een zuigeling op hun rug gebonden, de iets oudere kinderen zorgen voor elkaar.

   

Vanuit de logde doen we met Omar een vogelspot wandeling en we kanoën met onze eigen Itiwit kano door de mangrove waarbij we zilver-, witte- en blauwe reigers, pelikanen, veel soorten ijsvogels, de zwarte wouw, aasgieren, Gambiaanse en Senegalese papegaaien en nog veel andere vogels (waarvan we de naam weer vergeten zijn) zien. ook zien we een krokodilletje en twee mangoestes (een soort buidelrat) wroeten in de modder.

In de lodge ontmoeten we Hugo, een gastvrije Nederlander die hier 9 maanden per jaar in een in opdracht van hem gebouwd huis woont.

We ontmoeten veel kindertjes, de gezinnen zijn erg groot. De kinderen hebben vaak kapotte en vuile kleding aan. Een enkele keer loopt een kindje op blote voeten en zonder kleren. Veel kinderen gaan niet naar school en zijn opgewonden van de afleiding dat er witte mensen door hun dorp lopen. Er is geen speelgoed of ander vermaak. De oudere meisjes helpen in het huishouden of halen water uit de dorpskraan. De oudere jongens gaan met hun houten kano uit vissen op krabben.

We krijgen voorlichting over de lokale reptielen in de reptielenfarm. Slangen, een kameleon en baby-krokodil worden in onze handen gestopt.

Hugo neemt ons een dag mee in zijn 4x4 auto en zo zien we nog meer van Gambia. We bezoeken het strand van Sanyang waar vrouwen op het strand de door mannen aan wal gebrachte vis schoonmaken om daarna te roken en te verkopen.

We krijgen een indruk van het binnenland. Gambia is prachtig groen en wordt doormidden gedeeld door de rivier. De noord- en de zuidoever worden slechts verbonden door een trage oude pont bij de ingang (tussen Banjul en Barra) en één brug; 140 km stroomopwaarts.  Er is een geasfalteerde hoofdweg aan de zuidkant en een zandweg aan de noordzijde van de rivier. Tijdens onze rit staat er iedere 10 km een politiepost waar iedereen even moet stoppen. Hugo zegt bij iedere post vriendelijk "Goodmorning, how are you today?" en dan mogen we weer door. 's Nachts is de weg erg gevaarlijk, omdat er veel onverlichte obstakels zijn en omdat veel auto's slechte of geen verlichting hebben.

We vertrekken uit de lodge bij opgaand water en varen 25 mijl terug naar Banjul. We worden weer vergezeld door een grote groep dolfijnen. We ankeren om de volgende dag met hulp van Mohammed uit te klaren en dit keer is dat in 20 minuten gepiept. We slenteren door Banjul en vinden zowaar een relatief modern schoon café met internet. (Als we naar achteren lopen voor een bezoek aan de WC moeten we wel over een slapende jonge vrouw heen stappen en zien we de gebruikelijke rotzooi en vervuiling.) Hier serveren ze heerlijke kip met satésaus. We doen zoveel mogelijk inkopen (bananen, appels, sinaasappels en verse groenten) en maken ons op voor 4 dagen op zee naar Sal, Kaapverdië. We hebben genoten van Gambia met de onvergetelijk mooie natuur. De volgende keer Kaapverdië.