Verslag 27: Aruba en Colombia


Aruba; “Last but not Best”

We varen van Curaçao naar Aruba, waar we 5 dagen bij Surf Side Beach voor anker gaan. Het is ons laatste ‘Nederlands-Caraïbische’ eiland, maar zeker niet het mooiste. Het landschap is droog en weinig interessant en afgezien van de gebruikelijke beklimming van de hoogste berg “De Hooiberg” (540 treden, zelf geteld) doen we geen grote wandelingen. Per huurauto gaan we naar nationaal park Arikok en kijken met ontzag naar de golven die hier de noordelijke kust eroderen. Hoofdstad Oranjestad wordt dagelijks platgelopen door honderden Amerikaanse Cruiseschip passagiers. In de hoofdstraat zijn uitsluitend juweliers, restaurants en luxe kledingzaken, waar de (veelal obese) bezoekers zich (per taxi) laten afzetten. En daar vermaken wij ons dan weer mee.

Naar Colombia

Een periode van windstilte doet ons nog even twijfelen, maar we besluiten om Aruba te verruilen voor Colombia. Gelukkig hebben we genoeg diesel. Maar deze trip van 270 mijl zal voor de motor nog een staartje krijgen. Eenmaal in de buurt van Colombia komt ons een bootje met drie vissers tegemoet. Ze vragen om benzine, eten en water. We geven ze wat blikjes cola, een blik ravioli en een rol koekjes. Wat een armoe! Afgezien van deze ontmoeting is er op de kust geen enkel teken van menselijke aanwezigheid. Geen dorpjes, geen havens, geen wegen, geen hoogspanningsleidingen. Later leren we dat dit het nationaal park en reservaat van het Tayrona volk is. Als we om de laatste kaap heen draaien zien we tegen een achtergrond van groene bergen de stad Santa Marta liggen: Groot, druk, tientallen hoge flats en een moderne jachthaven. Deze heeft een airconditioned ‘Captains Room’, Wifi  en is goed beveiligd. Een vriendelijke Engelssprekende jongedame op het havenkantoor doet het inklaren. Tijdens het drinken van een koud biertje laat zij de paspoorten stempelen. Alles is in een paar uur geregeld. Welkom in Colombia; land van grote tegenstellingen zullen we merken.


Lawaai en zweet

We blijven ruim 4 weken in Colombia en in die tijd gaan we een aantal trips in het binnenland doen. We hoorden over Medellín, Cartagena, Minca, Tayrona en vooral… een wandeltocht van 4 dagen naar “De verloren stad”. Maar we beginnen overzichtelijk met een busrit en twee overnachtingen in bergdorp Minca. We lopen door Santa Marta naar het busstation. Het is druk, vol en luid. Veel voetgangers, heel veel toeterende taxi's, nog meer motorfietsen en heel, heel veel herrie. Overal zijn winkels, cafés, werkplaatsen en markten. Het ‘busstation’ bestaat uit een klein kantoortje waar we kaartjes kopen voor de ‘collectivo’ naar Minca. Lekker met z’n tienen zwetend in een busje. Maar als de chauffeur de motor start blijkt de airco gelukkig goed te werken!

 

Op de motor toekans kijken

De busrit naar Minca duurt een uur. We stappen uit in een klein bergdorpje met vooral veel faciliteiten voor rugzaktoeristen: hostels, bars, excursie-bureautjes en kleine winkeltjes. Ook wij strijken neer in een backpackers-hostel; met een prachtig luxe zwembad en een schitterende locatie aan een bergbeek. De bedompte lucht in onze vochtige kamer zorgt er voor dat we niet vergeten dat we in het regenwoud zitten. Tijdens onze wandeltochten naar watervallen en een koffieplantage moeten we af en toe even schuilen, maar dat hoort er bij. In het winkelstraatje boeken we een ochtendexcursie om vogels te spotten. De gids en een hulpje halen ons om 6 uur ’s ochtend met twee motorfietsen op. We hebben geluk en zien onder andere enkele toekans; je kent ze wel van de restaurants langs de snelweg: kleurrijk, enorme snavel en etend uit een bakje appelmoes met kers. De terugtocht doen we overigens met z’n drieën op één motor. De gids voorop, Geert op de achterbumper en Judith er strak tussenin.

Medellín, stad van Pablo Escobar maar nu niet meer

Een paar dagen later vliegen we naar Medellín. Deze stad van 3 miljoen inwoners ligt 550 km landinwaarts in een langgerekt dal en is bekend en berucht vanwege de cocaïnemaffia van Pablo Escobar die hier tot 2002 de baas was. De stad is tegenwoordig veiliger, maar zakkenrollen en berovingen zijn nog steeds aan de orde van de dag.

Met onze waardevolle spullen goed weggestopt lopen we door een paar wijken die als veilig te boek staan naar het museum voor moderne kunst. Het gebouw is mooi en bijzonder, maar de tentoongestelde kunst valt tegen. Avondeten (Indiaans) doen we pal naast de deur van het hostel. De volgende dag gaan we in een groep met gids naar ‘Comuna 13’ (Comuna trece); een arme wijk op één van de heuvels rond de stad die tot 2002 door Guerrilla’s (communisten, waarvan de FARC het meest bekend is), para militairen (rechtse extremisten) en cocaïne-bendes werd ‘bestuurd’ en geterroriseerd. Onze gids, Walter (opgeleid tot leraar Engels) vertelt hoe deze en andere sloppenwijken ontstonden omdat landarbeiders van het platteland naar Medellín vluchtten; eerst voor de burgeroorlog en later voor het cocaïne- geweld. Drinkwater, riool, openbaar bestuur of politie waren er niet. Bewoners liepen dagelijks naar het beneden gelegen stadscentrum om wat geld te verdienen. Op hun weg terug moesten ze ‘belasting’ aan bendeleden afdragen. Water en eten werd te voet of met ezels omhoog gedragen. En om het beeld compleet te maken: poepen deden ze in plastic zakken die, eenmaal vol, naar beneden werden gegooid. Pablo Escobar en zijn maffia zorgden met veel geweld voor de ‘veiligheid’.

Na decennia van burgeroorlog en geweld kwam er begin deze eeuw een nationaal vredesproces op gang en in 2002 en 2003 doet het leger enkele grote invallen, doodt daarbij tientallen bendeleden en paramilitairen en ‘veegt de wijk schoon’. De wijk krijgt riolering, waterleiding en elektriciteit. Een kabelbaan, bovengrondse metro en bussen maken het voor de wijkbewoners mogelijk om elders in de stad te werken. Langzaam maar zeker transformeert Comuna 13 in een veilige volkswijk. De vroegere cultuur van drugsbendes en geweld maakt plaats voor straatdansen, graffiti-art en toerisme. Televisiefilms en de Netflixseries over Pablo Escobars cocaïne imperium geven de wijk veel publiciteit, waardoor er nu maar liefst maandelijks 70.000 toeristen naartoe komen. De meesten doen de rondwandeling net als wij voor de zekerheid met een gids.

Naar Jardin en de definitie van geluk

Onze volgende bestemming is het bergstadje Jardin, 4 uur per bus vanaf Medellín. Het stadje biedt huisvesting aan de arbeiders van de omliggende koffieplantages. Nooit zagen we zo’n bruisend en authentiek dorp; niet vanwege toerisme, maar gewoon omdat iedereen hier blijkbaar ’s avonds en in het weekend op straat en in de tientallen cafeetjes leeft. We doen een dagtrip met gids naar een waterval, waarbij we het eerste stuk in een halfopen jeep (joehoe safari-gevoel!) getransporteerd worden. Een bijzondere maar ook oncomfortabele ervaring. De volgende keer gaan we liever lopen. Tijdens het wandelen vertellen de Colombiaanse groepsgenoten over hun leven en hun land. Hun verhalen sluiten aan bij onze ervaringen tot nu toe: dit is een trots volk dat hard en vol verwachting werkt aan haar toekomst. Ze hebben het hier zo lang zo slecht gehad, dat ze nu alle mogelijkheden aangrijpen om het beter te krijgen. Juan, een jonge ondernemer, leert ons de wijsheid: “Geluk is de balans tussen wat je hebt en wat je droomt.” Die nemen we mee!

 

Motorreparatie

Terug in Santa Marta wacht ons de reparatie van de motor. Tijdens de lange motortocht vanaf Aruba is de circulatiepomp (noodzakelijk voor de koeling van de motor) kapot gegaan. Gelukkig en wonder boven wonder heeft dit niet tot vervolgschade geleid. Via de naastgelegen werf bestelden we een nieuwe pomp en andere onderdelen. Kundige monteurs maken er weer een werkende motor van. Wel raden zij ons met klem aan om in Panama nog meer onderdelen te vervangen. Hetgeen we plechtig beloven en straks dus gaan doen.

 

Vier dagen lopen naar ‘De Verloren Stad’

En dan gaan we op pad naar ‘De Verloren Stad’ / The Lost City / La Ciudad Perdida. We schrijven ons in voor een wandeltocht van 4 dagen, in een groep van 12 personen, met 2 en soms 3 gidsen. De tocht is populair bij (jonge) backpackers en wij zijn dan ook met afstand de oudsten van onze groep. Drie en een halve dag lopen we van 6 uur ’s ochtends tot 4 uur ’s middags. We slapen in stapelbedden in eenvoudige kampementen. De route voert over enkele bergen (ca. 2.000 hoogtemeters), langs en door snelstromende rivieren en beken, maar is op zich niet moeilijk. De grootste uitdagingen zijn de lange duur (in totaal 64 km), de vaak zeer glibberige ondergrond en de regen. Met dat laatste hebben we overigens geluk want we krijgen slechts een uur regen. Net genoeg om te merken hoe snel en erg je dan doorweekt raakt. Van je schoenen tot je ondergoed. En in de overnachtingsplekken kun je niets drogen, want de luchtvochtigheid is bijna 100%. Gelukkig hebben we onze droge kleren in dubbele plasticzakken verpakt, dus we hebben nog wat droog.
Onderweg zien we verschillende dorpjes van de inheemse Wiwa en andere Tayrona-stammen. Zij leven hier al 1500 jaar en hun voorouders bouwden en bewoonden van de 10e tot de 17e eeuw de Ciudad Perdida, op de plek waar wij nu naartoe lopen. Tijdens een pauze vertelt één van hen over hun manier van leven, hun geloof en hun gewoonten, waarvan de uitleg over het spirituele gebruik van coca ons het meest bijblijft. Ze drogen de cocabladeren, stoppen een plukje in hun mondhoek en stampen dat aan met een stokje gedoopt in gemalen schelpenpoeder. De kalk versterkt het hallucinerende effect van de cocabladeren. En dan volgt het meest wonderlijke: De kalk met speeksel smeren ze vervolgens aan een stokje: mediterend, keer op keer, uren per dag, dag in dag uit, jaar na jaar, zodat er een klont van kalk en speeksel van wel 10 centimeter groeit. Een volwassen man (want alleen de mannen doen dit) produceert in zijn leven zo meerdere stenen (Poros) die zorgvuldig bewaard worden.
Na twee dagen komen we bij de ruïnes van de stad. De laatste tweehonderd meter gaan over een steile stenen trap. Eenmaal boven krijgen we zicht op een heuvel met verschillende niveaus en stenen plateaus, omgeven door een dal en wat verder weg veel hogere bergen. Uit één van de hoge bergen stort een lange dunne waterval naar beneden. De ‘stad’ zelf, op 1200 meter, bestaat uit tientallen stenen plateaus van 20 tot 30 meter doorsnee waarop vroeger de van leem en palmbladeren gemaakt huizen stonden. Onze gids Stiwen vertelt dat de stad veel groter was dan het aantal plateaus dat we nu zien. Veel blijft verstopt onder de tropische begroeiing. De stad werd 250 jaar geleden verlaten en raakte snel door de jungle overgroeid. De inheemse bevolking vluchtte voor de roofzucht, de ziekten en het geweld van de Spaanse conquistadores (veroveraars), en hoopte hoger in de Andes veilig te zijn. De Spanjaarden hadden het voorzien op de gouden en zilveren siervoorwerpen en de (vermeende) rijkdommen die zich in dit gebied zouden bevinden. Ruim 200 jaar bleven de ruïnes van de stad onzichtbaar, totdat grafrovers (uiteraard eveneens op zoek naar goud) en later, in de jaren zeventig van de vorige eeuw, archeologen de stad terugvonden. Vandaar de naam ‘The Lost City’.
Na deze indrukwekkende en fascinerende ‘ontdekking’ dalen we in anderhalve dag af naar de hedendaagse bewoonde wereld. Halverwege, kijkend naar de kolkende rivier die zich vanaf de Verloren Stad door de jungle naar beneden spoedt, denk ik: “Ja ik snap dat vroegere bewoners en ook mensen van nu hier spirituele gevoelens bij hebben.”

Tayrona en Cartagena

Terug in Santa Marta bereiden we onszelf en de boot voor op het vertrek uit Colombia. We doen nog één mooie wandeling naar een paar onbeschrijfelijk mooie stranden in het Tayrona National Park. En we brengen per bus een tweedaags bezoek aan de kuststad Cartagena. Dan starten we, met succes, de motor. Op naar Panama, waar we samen met dochter Tessa, haar vriend Yoeri en hun zoon Boris vier weken ‘vakantie’ zullen vieren.

 

Oranjestad, Aruba

De haven van Santa Marta vanuit het zwembad op de 4de verdieping van bijbehorend hotel

Straatbeeld Santa Marta

Motortocht en vogels spotten in Minca

Kabelbaan Medellín

Graffiti-art in Comuna 13, Medellín

Onderonsje op het plein in Jardin

Onderweg naar de Verloren Stad

Inheemse man met Poro en onze gids Stiwen als tolk

Ploeteren door de modder

Tayrona nationaal park