Verslag 22 Suriname

 

Koffie verkeerd
Hans neemt de laatste wacht over van Geert. “Nog een paar uur bijliggen tot het licht wordt en dan varen we naar binnen.” Als de eerste zonnestralen over de oostelijke horizon komen maakt hij Judith en Geert wakker en zien we dat de zee er uitziet als koffie verkeerd: het water is bruin en het ruikt naar modder! We feliciteren elkaar met deze oceaanoversteek van ruim 13 dagen. Fregatvogels zweven hoog boven ons, pelikanen storten zich in het water en Suriname laat zich zien als een lage strook groene bomen. Samen met een andere Nederlandse oversteker, de Calluna,  zeilen we de smalle uitgebaggerde geul naar de ingang van de Surinamerivier op. We maken ‘historische’ foto’s en video’s van elkaars boten. We laten zijrivier de Commewijne en Fort Nieuw Amsterdam aan bakboord en Paramaribo met Fort Zeelandia aan stuurboord en varen 25 mijl langzaam tegen de stroom in naar onze gereserveerde ligplaats in de jungle. We hebben 7 uur de tijd om te acclimatiseren en de eerste indrukken van dit bijzondere land in ons op te nemen. Het bos is 50 tinten groen, de huizen aan de oevers zijn groot en van het type ‘villa Kakelbont’ met groene, roze of felblauwe daken van golfplaat en we zien de kleine sluisjes die gebruikt worden om de plantages te ontwateren.


Kerstavond
Nadat we onder de hoge Wijdenboschbrug zijn doorgevaren komen we langs ankerplek  Domburg waar we met toeters en geroep door andere Nederlandse zeilers  gefeliciteerd worden met onze aankomst. Het lijkt de avondvierdaagse wel! Eén bocht verder ligt marina Waterland, waar we een plekje aan een steiger gereserveerd hebben. Ook daar worden we feestelijk ontvangen en direct uitgenodigd voor het ‘kerstdiner op de steiger’ de volgende dag. Maar eerst moeten we op deze kersavond nog even ‘landen’. Dat doen we met Parbo (Paramaribo Bier), nasi met kip en pindasaus bij Rita’s restaurant. Het voelt haast onwerkelijk om in het Nederlands met deze lieve Indische vrouw te kunnen praten. Als we kort daarna in onze niet schommelende kooien liggen citeert Judith uit het boek ‘Dat nemen ze je nooit meer af’ van zeiler-auteur Ben Rutte: “We zijn geslaagd voor het examen zelfvoorzienend voor beginners”. De volgende morgen worden we uitgerust wakker met het geluid van brulapen. In de boom bij het restaurant woont een luiaard en wat verderop spelen de doodshoofdaapjes iedere morgen in de palmbomen.

 

Autopech
Hans heeft een week voor zijn vlucht terug naar Nederland. We regelen daarom snel een excursie naar het binnenland: We gaan de Brownsberg beklimmen; een tweedaagse auto-wandeltocht met gids. Een minibusje met 4-wheel drive rijdt ons zo’n 80 km landinwaarts. De weg voert langs enkele goudmijnen: grote rode groeves in het groene landschap waar met behulp van graafmachines, veel water, zeefinstallaties en chemicaliën het goudstof uit de grond wordt gehaald. De dorpjes waar de werkers van deze industrie wonen zien er kaal en deprimerend uit. Het laatste deel van de tocht gaat over een onverharde weg die echt nauwelijks begaanbaar is. Bij de grootste kuilen en hobbels moet het busje regelmatig een nieuwe aanloop nemen en als het erg steil wordt moeten we allemaal uitstappen. Al met al is dit te veel voor het oude busje en met een kortstondige zucht van waterdamp geeft het de geest. De radiator is opengebarsten en het koelwater verdampt. We gaan te voet verder, maar gelukkig staat er op de top van de berg een echte 4-wheeldrive die ons na enige tijd op komt halen.

 

Telegraafboom
Boven op de berg is een accommodatie waar we eten en overnachten en van waar we een prachtig uitzicht hebben over het Brokopondo-stuwmeer: zo groot als de provincie Utrecht en in 1962 aangelegd om elektriciteit voor de aluminiumindustrie te produceren. Tientallen indianendorpen kwamen daardoor onder water te staan en de bewoners werden ‘getransmigreerd’ naar nieuwe nederzettingen. Sinds een jaar of 10 is de aluminiumindustrie niet meer rendabel en wordt de stroom gebruikt voor andere toepassingen. We maken een jungle-wandeling naar foto-genieke watervallen. Onze gids Akash gaat voorop en leert ons veel over de flora en fauna van het regenwoud. We zien apen en slangen (kleintjes, maar toch!) en de gids demonstreert ons de ‘telegraaf-boom’: een stevige woudreus die als je er hard met een dikke stok tegenaan slaat een geluid maakt dat kilometers ver te horen schijnt te zijn. Heel nuttig als je in nood bent.

 

Afscheid van Hans
Hans vliegt op oudjaarsavond terug naar Nederland. Bij het vliegveld Zanderij nemen we afscheid. Wat een heerlijke tijd hadden we samen. Hans dank je wel voor je rol tijdens het zeilen, het wachtlopen, het koken en het klussen. Maar vooral voor je warme en open aanwezigheid, de mooie gesprekken, de grappen en de perfecte sfeer. Als het even kan nemen we je graag nog een keer op in de familie Avalon.

Terug in marina Waterland wacht ons de gezelligheid van de andere (Nederlandse, Noorse en Belgische) jachten. We vieren oud en nieuw en nemen op 1 januari een door eigenaar en beheerder Noël georganiseerde nieuwjaarduik in het lauwe water van de Surinamerivier. Dat we een Unox-muts dragen is niet vanwege de kou; het water is 26,5 graden! Judith en een paar andere sportieve zeilers organiseren om de beurt fitness, dans- en yoga workshops.

 

Met 21 knopen langs de rotsen
Ik kijk onder de capuchon van mijn regenjack door en zie op een meter afstand een bruine rots voorbij schieten. Ik heb net daarvoor op de navigatie-app van mijn telefoon gekeken en we gaan 21,5 knopen! Nee dit tafereel speelt zich gelukkig niet af aan boord van onze Avalon, maar op de ‘korjaal’ waar we samen met de bemanning van de Toubab en de Spirit of a Geisha in zitten. Het is de laatste dag van onze vierdaagse excursie naar de Boven-Suriname en we varen met een noodgang terug naar het dorpje Atjoni, waar een luxe touringcar op ons wacht.

 

Dorpen aan de Boven-Suriname
De drie dagen hiervoor waren uniek. We voeren over de rivier door het regenwoud ‘naar boven’, dus tegen de stroom in. Langs de oevers van de rivier bevinden zich veel ‘Marron-dorpen’. Dat zijn nederzettingen die in de tijd van de slavernij door gevluchte slaven zijn gesticht. Diep in de jungle en met hulp van de oorspronkelijke bewoners (indianen) wisten zij zich hier schuil te houden voor de plantage-eigenaren en Nederlandse soldaten. De kinderen en kleinkinderen van deze Marrons wonen hier nog steeds en afgezien van enkele moderne technieken als mobiele telefoons, buitenboordmotoren en elektriciteit (m.b.v. generatoren op benzine) is het leven hier niet veel veranderd. Er zijn wel (basis-) scholen en kleine ziekenposten, maar daar houdt het wel mee op. De mannen werken soms als weekloner in de (illegale-) goudmijnen en de vrouwen verzorgen het huishouden en de kinderen. In de buurt van ieder dorp zijn zogenaamde ‘kostgronden’; kleine akkers waar voor eigen consumptie groenten en fruit verbouwd wordt. Veel van deze kostgronden zijn slechts enkele jaren vruchtbaar, waarna ze verlaten worden en ze weer door het regenwoud worden overwoekerd. De Marrons branden dan een ander stuk grond plat en beginnen op nieuw.

 

Mannen links en vrouwen rechts
We leggen regelmatig aan en maken dan een wandeling door de jungle en door één of enkele dorpen. Iedere ingang van een dorp heeft een poort, meestal van palmenbladeren. Onze gids Chu (van Churchill, maar dat vond zijn oma een te lange naam) legt ons uit dat de mannen onder de poort links moeten houden en de vrouwen rechts, hetgeen we uiteraard doen. Eenmaal in het dorp brengt Chu ons naar de Captain of de Granma aan wie hij toestemming vraagt om het dorp te bezoeken. De toestemming wordt verleend onder voorwaarde dat we geen foto’s van de mensen maken. Begrijpelijkerwijs willen de soms half-blote vrouwen niet op onze web- insta- en facebook pagina’s belanden. Het dorp bestaat uit tientallen losse hutjes, meestal met golfplaten en soms nog met palmbladeren bedekt. Mannen en vrouwen wonen apart en de kleine kinderen wonen bij de moeder. Voor kinderen vanaf een jaar of 8 wordt een eigen hutje (kamer) gebouwd in de buurt van de moeder of grootmoeder. Als we het dorp weer verlaten (nog steeds mannen links en vrouwen rechts; gelukkig zijn er geen tegenliggers!) komen we bij de rivier waar onze korjaal met schipper ligt. Er is een betonnen trap die van de steile oever het water in loopt waarop de vrouwen en meisjes, vaak gekleed in een wikkelrok of pange, onverstoorbaar bezig zijn met de was en de vaat. De kleine kinderen spelen er, meestal in hun blootje, gezellig omheen. Vaak ligt er een visnet of -lijn op de steiger waarmee op (o.a.) piranha’s gevist wordt.

 

Kip of piranha
De schipper van onze korjaal brengt ons weer een stukje verder de rivier op naar de plek waar we overnachten; een eenvoudige lodge met een tweepersoons kamer. Het eten is eenvoudig maar prima. Vrijwel altijd rijst met kip en wat groente die op spinazie lijkt. Eén keer eten we piranha! Veel graten, maar gefrituurd best goed te doen.

 

Excuses
In één van de dorpen is een mooi museum, waar we lezen over de slavenhandel, het leven van de slaafgemaakten, de ontvluchtte marrons en hun maatschappelijk en geestelijk leven. Ook nu weer maakt het bewustzijn van wat hier in de tijd van de Nederlandse overheersing gebeurd is maakt verdrietig en schaamtevol. Goed dat de Nederlandse regering hier op 19 december 2022 excuses voor heeft gemaakt.

 

Waterval-massage
De boottochtjes wisselen we af met wandelingen door de jungle. Het regenwoud doet z’n naam eer aan, want we moeten meer dan eens een regenjas aantrekken. Af en toe steken we een zijriviertje of kreek over. Er zijn soms wel bruggetjes, maar die zijn langere tijd niet onderhouden, dus rot en onbetrouwbaar. Als we geluk hebben zijn er ‘stepping stones’ en zo niet dan zit er niets anders op dan de schoenen uit te trekken en door het water naar de overkant te waden. Zo trekken we varend en lopend steeds verder het binnenland in. Van dorp naar dorp en van lodge naar lodge. Uiteindelijk komen we bij Tapawatra-sula, een grote brede waterval, waar Chu ons afzet om onder het vallende water van een schoudermassage te genieten. De laatste dag varen we in één ruk terug naar Atjoni. Dit was een heel bijzondere tocht: om op een relatief korte afstand van onze luxe boten en haven het primitieve bestaan te zien van deze inheemse bevolking was fascinerend. Dank je wel Sranang (Suriname).


Frederiksdorp
Terug in de jachthaven bereiden we ons voor op vertrek. Om uit te klaren moeten we weer naar Paramaribo, een dik uur rijden over volle wegen met veel files, maar we krijgen goede hulp van Waterland eigenaar Noël.

Dan varen we de rivier af en draaien de Commewijne rivier op waar we nog één nachtje ankeren voor Frederiksdorp. Dit is een voormalige koffie - en cacaoplantage. Nu is er een mooi resort en zijn de koloniale woningen opgeknapt. Er is zelfs een zwembad aangelegd maar het regent zo hard dat we ook zonder zwemmen al nat worden. We bezoeken het Verhalenmuseum met verhalen ingesproken of geschreven door mensen die in het gebied tussen de Commewijne rivier en de zee wonen en werken. We stellen ons voor hoe tussen 1600 en 1863 de duizenden slaafgemaakten hier werkten, onder erbarmelijke omstandigheden, op één van de honderden plantages. De grote roestige bakken waarin het rietsuikerwater ingekookt werd tot melasse om het makkelijker naar Europa te vervoeren staan er nu als decoratie. Over het huidige Suriname lees ik met veel plezier het boek van Tessa Leuwsha, ‘De wilde vaart’. Ook haar vlot geschreven reisgids beviel ons goed.
Dan is het tijd om de zee op de gaan, met de stroom mee varen we de riviermonding uit, naar het westen. Op naar de Caribische eilanden!

Avalon zeilt de Surinamerivier op

Marina Waterland in het ochtendgloren

Kerstdiner op de steiger

Uitzicht vanaf Brownsberg op het Brokopondomeer

Met Hans op excursie met gids Akash

Nieuwjaarsduik in de Surinamerivier

Toegangspoort van palmbladeren in alle dorpjes

Een van de dorpjes aan de rivier

Kostgronden rondom de dorpen

Jonge vrouwen aan het handwerken

Terug in de korjaal na zwemmen in de Tapawatra-sula (waterval)

Het Verhalenmuseum in Frederiksdorp

Lodge aan de rivier

De was ligt te drogen op het golfplatendak